De kinderen:
De inleidende activiteit duurt ongeveer een uur. Het inoefenen en evalueren van de wensen loopt over een langere periode.
Maak vooraf uit stevig karton een boom of gebruik een echte boom (bv.: kerst- of paasboom) en geef hem een zichtbare plaats. Knip de boomblaadjes uit waarop de kinderen hun wensen schrijven.
Bedenk samen met de kinderen verschillende wensen die, als ze in vervulling gaan, de sfeer in de groep verbeteren. Schrijf al deze wensen (geen opdrachten) op het bord. Het mag een lange lijst worden. Iedereen kiest twee wensen uit deze lijst en schrijft ze op de wensblaadjes. Leg uit dat elk kind zijn eigen keuze maakt. Welke wens is voor jou belangrijk? Wat zou jij het liefst willen?
Voorbeelden van (positief geformuleerde) wensen zijn:
Iedereen hangt vervolgens het boomblaadje met zijn wens aan de boom.
Kies elke week een blaadje en werk samen om de wens te laten uitkomen. Leg de kinderen uit dat iedereen een stukje toverkracht bezit die pas werkt als alle kinderen bijdragen aan de wens. Maak met de kinderen een plan over hoe ze de wensen zullen uitvoeren. Laat hen hier creatief over nadenken. Bespreek ook hoe ze elkaar gaan herinneren aan de wens als iemand ze even vergeet. Splits de vaardigheid – als nodig – op in deelstapjes.
Voorbeeld van een plan voor de wens ‘rustig de jassen gaan halen’:
Prik de wens op de ‘Wand van Succes’ als hij succesvol is uitgevoerd. Zo wordt zichtbaar wat de groep al kan, waaraan ze hebben gewerkt en wat successen zijn geworden.
Als de wens moeilijk is, kun je de groep uitdagen met een extra beloning (bv.: een langere speeltijd, extra computertijd, een film bekijken). Bespreek samen hoe de wens is uitgevoerd:
* uit: Wolters, C. (2011). Oplossingsgericht aan het werk met kinderen en jongeren. Gesprekken en werkvormen. Pica.