De kinderen:
Een halfuur
Leid de activiteit in met een kringgesprek rond ‘boos zijn’ (bv.: een ruzie op de speelplaats, vertelplaten rond gevoelens, een voorgaande les rond gevoelens,…). Leg de nadruk op het ervaren van een boos gevoel. Geef de kinderen de boodschap dat boos zijn niet erg is. Iedereen kan en mag boos zijn. Wat je doet en hoe je je gedraagt als je boos bent, daar kunnen we wél aan werken.
Vraag de kinderen hoe zij aan iemand merken dat hij boos is. Laat hen verschillende fysieke kenmerken opnoemen zoals gelaatsuitdrukking (grote ogen, wijde mond, tanden laten zien), stemgeluid (roepen, krijsen) of lichaamshouding (vuisten maken, voeten stampen, borst vooruit). Je kan ook vragen of zij hun boosheid laten merken en hoe ze dat dan doen. Vraag vervolgens waar zij boosheid voelen en laat hen dit met een kruisje en hun naam op het silhouet aanduiden. Stel hierbij de volgende vragen:
Geef het silhouet een speciale plaats om de kinderen regelmatig te herinneren aan de oefening.
uit: De Mey, W., Messiaen, V., Van Hulle, N., Merlevede, E., Winters, S. (2005). Samen Sterker Terug Op Pad: een vroege interventie voor jonge kinderen met gedragsproblemen. SWP.