Veranderingswensen

Zet een volgende stap in de begeleiding door samen met de ouders concrete en positieve doelen op te stellen. Gebruik hiervoor het doeleneiland.

Het doeleneiland is een manier om de mirakelvraag te stellen en zo naar de veranderingswensen te peilen. Deze vraag komt neer op: hoe zou het zijn als alle problemen opgelost waren? Zinvolle antwoorden lok je uit door ouders in een verhaal mee te nemen.

Er bestaat een eiland zonder zorgen. Je kan er met de boot naartoe, maar het is een heel lange tocht. Op het eiland ziet het er volledig hetzelfde uit als hier: dezelfde straten, met dezelfde huizen en dezelfde buren. Eén ding is er anders… Er zijn geen problemen. Alles loopt exact zoals je wenst dat het zou lopen. Stel je voor hoe je op een ochtend met de boot op dit eiland toekomt. Wat verloopt er anders? Waaraan zou je (het eerst) merken dat je niet thuis, maar op dit eiland bent?

Concretiseer de veranderingswensen van de ouders. Vraag door en probeer de wensen bijna te visualiseren. Hertaal – als nodig – deze wensen met positieve woorden. Benoem wat er nu wél gebeurt in plaats van wat er nu niet meer gebeurt. Deze veranderingswensen komen rond het eiland. Gebruik hiervoor de taal die de ouders gebruiken. Woorden hangen samen met een heleboel gevoelens en gedachten, en zijn heel betekenisvol.

  • Wat zou uw kind doen en zeggen?
  • Hoe zou uw kind reageren?
  • Wat zou u denken? Hoe zou u zich voelen?

De huidige situatie inschalen is de volgende stap. Je kan samen met de ouders de boot dichter of verder van het eiland schuiven. Bepaal wat deze positie net betekent. Als de ouders de boot al een beetje dichter naar het eiland schuiven, vraag dan wat ervoor zorgt dat ze toch al een beetje dichterbij zijn. Als ouders niet het gevoel hebben dat ze de boot dichterbij kunnen schuiven, vraag dan wat een eerste stapje zou zijn.

  • Waar ligt jullie boot nu?
  • Wat lukt er (soms) al een beetje? Hoe komt dat?
  • Wat doen jij en je kind dan anders?

Vergelijk tot slot de begeleiding met de tocht die de boot aflegt naar het eiland. Deze reis kan vlot verlopen op een kalme zee met een stralende zon. Soms steekt er veel wind op en kan de zee wild zijn. Grote golven maken de tocht dan moeilijker. Zo moeilijk dat je het gevoel hebt achteruit te varen… Er zijn met andere woorden goede momenten, maar er kunnen ook heel zware momenten zijn die enorm uitdagen.
Peil naar wat nu al helpt om de boot in de richting van het eiland te krijgen. Bekijk met de ouders heel concrete situaties (het opstaan, slapen gaan, aan tafel zitten, samenspelen met andere kinderen).

  • Welke (kleine) momenten lukken al?
  • Wat loopt er dan anders/beter?
  • Wat denk/voel/zeg/doe je dan? Wat zegt/doet je kind?
  • Wie of wat zorgt ervoor dat het soms al eens lukt?